De inhoud van media ter discussie stellen (Code MLL2WA3W2)

IO4. Mediawijsheid

Werkgebied 3

Workshop 2: De inhoud van media ter discussie stellen

1. Algemene informatie

Naam van de kern competentie:
Analyseren van mediaboodschappen

Naam van de workshop:

De inhoud van media ter discussie stellen

Belangrijkste leeropbrengsten:

3.2.1. Beoordelen hoe mensen vanuit verschillende perspectieven mediaboodschappen begrijpen

3.2.2. Evaluatie van de relevantie, geloofwaardigheid en doel van verschillende mediabronnen

3.2.3. Onderscheid maken tussen oprechte informatie en fake nieuws

Werkgebieden:

WA3: Analyseren van berichten in de media

Duur:

4 uren

AC instapniveau

2

Klassikale activiteit

Outward bound activiteit

E-learning activiteit

Trainingsmateriaal:

Internet verbinding

Beamer en PC

White board

Papier, pennen, Post-Its etc

Extra ruimtes

Andere zaken:

Extra aandacht voor:

Betrokkenheid derden:

Speciaal arrangement nodig:

Voorbereiding door deelnemers nodig:

Anders:

Annexen

2. Didactische methodologie

Deel van de workshop:

Gebruikte didactische methodes:

Korte omschrijving ervan:

1st deel

2nd deel

3rd deel

1. Gespreid leren

Te leren kennisinhoud wordt in 3 blokken herhaald aangeboden. Tussen deze blokken is een 10 minuten onderbreking waarin een geheel andere, vaak fysieke opdracht wordt uitgevoerd door de deelnemers.

2. Cross Over learning

Leren in informele settings, zoals in een museum of in naschoolse activiteit, slaat een brug tussen lesinhoud en datgene wat deelnemers in het dagelijks leven bezig houdt.

3. Leren door argumentatie

Argumentatie als middel om aandacht te geven aan contrasterende ideeën, en te leren van elkaar door middel van het houden van een zinvol discours.

4. Incidenteel leren

Incidenteel, niet-intentioneel of ongepland leren. Zo gebeurt eigenlijk veel van ons leren. Het gebeurt in nieuwe situaties of wanneer wij iets doen. Het gebeurt zonder leerkracht.

5. Context based leren

De betekenis en relevantie van nieuwe informatie leren kennen door deze te interpreteren in de context waarin deze naar voren komt en te verbinden met wat we al weten.

6. Computational thinking

Het logisch benaderen van problemen en deze oplossen met digitale en non-digitale middelen. Deze vorm van leren (problem-solving) bestaat uit 4 elementen: grote problemen in deel problemen opdelen (decomposition), patronen herkennen door te kijken naar de oplossing van soortgelijke problemen uit het verleden; abstraheren door hoofd- en bijzaken te scheiden; logische stappen ontdekken om het dit soort problemen op te lossen (algoritme ontwikkelen) en deze stappen vervolgens verfijnen (debugging).

7. Learning by doing

Een praktische vorm van leren waarbij de deelnemers door interactie met hun omgeving kennis en vaardigheden aanleren.

8. Embodied Learning

Lesstof wordt hierbij niet alleen via het hoofd maar ook via het lichaam eigen gemaakt. De bewustwording van hoe het eigen lichaam reageert op bepaalde situaties ondersteunt het leerproces.

9. Adaptive Teaching

Deelnemersgegevens van huidige en eerdere leerervaringen worden gebruikt om voor de deelnemer een persoonlijke leerroute te ontwikkelen gebruiken. Denk aan gegevens zoals de tijd besteedt aan bepaalde stof, toetsresultaten etc.
Adaptive teaching kan gebruikt worden voor klassikale activiteiten maar bijvoorbeeld ook online, waarbij deelnemers zelf de controle hebben over hun studievoortgang.

10. Analytics of Emotions

Doordat te reageren op de emoties, het karakter en mentaliteit van de deelnemers, vergroot de leerkracht de responsiviteit van het lesgeven.

3. Type gebruikte trainingsactiviteiten

Type activiteit
Deel van de workshop

1st deel

2nd deel

3rd deel

1. Vraag-Antwoord sessie

2. Case studies

3. Discussie in kleine groepen

4. Actief samenvatten

5. Demonstraties

6. Real world learning / real life scenario

7. Stage

8. Storyboard teaching

9. Buitenactiviteit

10. Probleemgestuurde leeractiviteit  / problem solving

11. Samen voorbereiden

12. Discussie-vragen / groepsdiscussie

13. Groepsactiviteit

14. Story telling

15. Mind-map maken

16. Brainstormen

17. Instructie video

18. Rollenspel

19. Self-assessment

20. (Mentor) work shadowing

21. Instructie

22. Iets organiseren

23. Online training

24. Leergame

25. Reflectie

26. Coaching

4. Organisatie van de workshop

Duur: 1 uur

De functie van massamedia

 

Leeropbrengst:

3.2.1 Beoordelen hoe mensen vanuit verschillende perspectieven berichten in de media begrijpen

 

Activiteit 1:

  • Video nummer 3: De trainer moet vooraf de video bekijken zodat hij/zij in staat is de videoen de activiteit te introduceren.
  • Video nummer 3: De trainer laat de video zien en vraag alle deelneemsters om tijdens het bekijken aantekeningen te maken over de woorden, beelden, boodschappen die zij niet begrijpen.(voor latere discussie)
  • In tweetallen krijgen de deelnemers voldoende tijd om helemaal uit te zoeken hoe ze zich voelen over de inhoud van de video, kijkend naar hoe wordt gesuggereerd dat vrouwen anders worden behandeld dan mannen en hoe dat van invloed kan zijn op de wijze waarop vrouwen uit andere culturen worden afgebeeld. Binnen het tweetal ondersteunen de vrouwen elkaar in het voorbereiden van een korte presentatie over hoe mediaboodschappen kunnen worden begrepen vanuit verschillend perspectief.
  • De trainer maakt aantekeningen en een samenvatting om de discussie met de gehele groep af te sluiten.

Annexen:

n/a

Video en ander ondersteunend materiaal:

https://www.khanacademy.org/test-prep/mcat/society-and-culture/culture/v/mass-media

1 uur en 30 minuten

Media boodschappen

 

3.2.1.  Beoordelen hoe mensen vanuit verschillende perspectieven berichten in de media begrijpen

 

Activiteit 2:

  • Afhankelijk van het niveau en het vertrouwen binnen de groep zal de trainer 1 van de volgende opties kiezen:
  • Optie (1): De trainer geeft voorbeelden van een verschillende berichten uit de media met de vraag aan de deelneemsters om het bericht dat hen het meest aanspreekt te selecteren. De berichten zouden kunnen gaan over vrouwen in de media of actuele koppen van berichten in de media, bijvoorbeeld.
  • Optie (2): De trainer zorgt ervoor dat de deelneemster de middelen en tijd hebben om op het internet of uit kranten/magazines een bericht te halen over eenzelfde thema vanuit verschillende perspectieven.
  • Iedere deelnemer krijgt genoeg tijd om na te denken over de reden waarom het artikel hen aanspreekt of dat ze er zich door beledigd voelen en om te beschouwen hoe het bericht hen helpt zich een mening te vormen of een oordeel.
  • In tweetallen bediscussiëren de deelneemsters door vragen en antwoorden waarom zij het betreffende bericht hebben gekozen. Aan het einde van dit onderdeel vertelt een ieder aan de gehele groep wat de keuze is van haar partner en waarom zij daarvoor gekozen heeft.

 

Annexen:

Annex 1 : Wat is het bericht in de media

 

Video en ander ondersteunend materiaal:

Duur: 1 uur en 30 minuten

Geloofwaardigheid van berichten en media

 

Leeropbrengst:

3.2.2. Evaluatie van de relevantie, geloofwaardigheid en doel van verschillende mediabronnen

3.2.3.Onderscheid maken tussen oprechte informatie en fake nieuws

 

Activiteit 3

 

  • De trainer bouwt voort op de vorige oefening door aan de groep te vragen om onderzoek te doen naar de geloofwaardigheid en het doel van de mediabronnen.
  • Opdat alle deelneemsters in vertrouwen kunnen verder werken geeft de trainer een introductie over de noodzaak om onderscheid te maken tussen oprechte informatie en fake nieuws op de volgende punten: 1. De media hebben zich waarden en gezichtspunten eigen gemaakt. 2. Berichten in de media zijn geconstrueerd en dragen in zich een subtekst over wie en wat belangrijk is. Ook aangeven dat berichten in de media aan de volgende zaken voldoen: a. Het zijn constructies; b. Ze representeren een sociale realiteit; c. Ze hebben economische, sociale, politieke, historische en ethische doelen. d. Verschillende mensen antwoorden verschillend afhankelijk van hun houding, levenservaring, behoeften, kennis en meer. Daarom moeten alle deelnemers zich afvragen “Hoe reageer ik op dit bericht en waarom?
  • In tweetallen gebruiken de deelneemsters de volgende vragen om een evaluatie te maken van authenticiteit en daarbij vooral kijkend of de informatie oprecht is of fake: 1. Wie zorgt of betaalt voor het bericht ? 2. Op wie is het bericht gericht? 3. Wat zijn de directe bedoelingen van het bericht? 4. Wat staat er tussen de regels door? 5. Wat is weggelaten uit het bericht? 6. Is het oprecht of fake?

 

Annexes:

Annex 2: Fake nieuws: Hoe herken je het ?

 

Video en ander ondersteunend materiaal: