Naam van de workshop:
Inleiding cultuur op de werkplek
Belangrijkste leeropbrengsten:
WE5.2.1 Beschrijf de manieren waarop een persoon actief kan zijn
WE5.2.2 Geef voorbeelden van de manier waarop normen en waarden invloed kunnen hebben op een loopbaankeuze
WE5.2.3 Herken kansen die zich door middel van cultuur voor kunnen doen
WE5.2.4 In staat zijn om te gaan met stereotyperingen en normen voor het kunnen behalen van eigen doelstellingen
Werkgebieden:
WE5 Cultuur op het werk en in het onderwijs
Duur:
4 uren
AC instapniveau
4
Klassikale activiteit
Outward bound activiteit
E-learning activiteit
Trainingsmateriaal:
Internet verbinding
Beamer en PC
White board
Papier, pennen, Post-Its etc
Extra ruimtes
Andere zaken:
Extra aandacht voor:
Betrokkenheid derden:
Speciaal arrangement nodig:
Voorbereiding door deelnemers nodig:
Anders:
Zie annex 1 voor wat betreft voorbereiding
Annexen
Gebruikte didactische methodes:
Korte omschrijving ervan:
1st deel
2nd deel
3rd deel
1. Gespreid leren
Te leren kennisinhoud wordt in 3 blokken herhaald aangeboden. Tussen deze blokken is een 10 minuten onderbreking waarin een geheel andere, vaak fysieke opdracht wordt uitgevoerd door de deelnemers.
2. Cross Over learning
Leren in informele settings, zoals in een museum of in naschoolse activiteit, slaat een brug tussen lesinhoud en datgene wat deelnemers in het dagelijks leven bezig houdt.
3. Leren door argumentatie
Argumentatie als middel om aandacht te geven aan contrasterende ideeën, en te leren van elkaar door middel van het houden van een zinvol discours.
4. Incidenteel leren
Incidenteel, niet-intentioneel of ongepland leren. Zo gebeurt eigenlijk veel van ons leren. Het gebeurt in nieuwe situaties of wanneer wij iets doen. Het gebeurt zonder leerkracht.
5. Context based leren
De betekenis en relevantie van nieuwe informatie leren kennen door deze te interpreteren in de context waarin deze naar voren komt en te verbinden met wat we al weten.
6. Computational thinking
Het logisch benaderen van problemen en deze oplossen met digitale en non-digitale middelen. Deze vorm van leren (problem-solving) bestaat uit 4 elementen: grote problemen in deel problemen opdelen (decomposition), patronen herkennen door te kijken naar de oplossing van soortgelijke problemen uit het verleden; abstraheren door hoofd- en bijzaken te scheiden; logische stappen ontdekken om het dit soort problemen op te lossen (algoritme ontwikkelen) en deze stappen vervolgens verfijnen (debugging).
7. Learning by doing
Een praktische vorm van leren waarbij de deelnemers door interactie met hun omgeving kennis en vaardigheden aanleren.
8. Embodied Learning
Lesstof wordt hierbij niet alleen via het hoofd maar ook via het lichaam eigen gemaakt. De bewustwording van hoe het eigen lichaam reageert op bepaalde situaties ondersteunt het leerproces.
9. Adaptive Teaching
Deelnemersgegevens van huidige en eerdere leerervaringen worden gebruikt om voor de deelnemer een persoonlijke leerroute te ontwikkelen gebruiken. Denk aan gegevens zoals de tijd besteedt aan bepaalde stof, toetsresultaten etc.
Adaptive teaching kan gebruikt worden voor klassikale activiteiten maar bijvoorbeeld ook online, waarbij deelnemers zelf de controle hebben over hun studievoortgang.
10. Analytics of Emotions
Doordat te reageren op de emoties, het karakter en mentaliteit van de deelnemers, vergroot de leerkracht de responsiviteit van het lesgeven.
1st deel
2nd deel
3rd deel
1. Vraag-Antwoord sessie
2. Case studies
3. Discussie in kleine groepen
4. Actief samenvatten
5. Demonstraties
6. Real world learning / real life scenario
7. Stage
8. Storyboard teaching
9. Buitenactiviteit
10. Probleemgestuurde leeractiviteit / problem solving
11. Samen voorbereiden
12. Discussie-vragen / groepsdiscussie
13. Groepsactiviteit
14. Story telling
15. Mind-map maken
16. Brainstormen
17. Instructie video
18. Rollenspel
19. Self-assessment
20. (Mentor) work shadowing
21. Instructie
22. Iets organiseren
23. Online training
24. Leergame
25. Reflectie
26. Coaching
Duur: 2 uur
Leeropbrengsten:
WE5.2.1 Beschrijf de manieren waarop een persoon actief kan zijn
WE5.2.2 Geef voorbeelden van de manier waarop normen en waarden invloed kunnen hebben op een loopbaankeuze
Verkennen van waarden met betrekking tot werk
Proces:
Duur: 10 minuten
Tijd: 30 minuten, gevolgd door korte pauze
Belangrijke argumenten om te werken zijn: inkomen/zelfstandigheid; iets nuttigs doen; sociale contacten; gebruiken van talent; persoonlijke ontwikkeling; verantwoordelijkheid hebben; plezier.
Vrouwen vinden het over het algemeen belangrijke om een goede balans te hebben tussen werk en gezin. Voor hen (in vergelijk met mannen) is geld minder belangrijk.
Migranten leren de taal van het gastland sneller indien ze een baan hebben.
Duur: 1 uur
Pauze
Annexen:
Video en ander ondersteunend materiaal:
Duur: 1 uur 15 minuten
Leeropbrengsten:
WE5.2.2 Geef voorbeelden van de manier waarop normen en waarden invloed kunnen hebben op een loopbaankeuze
WE5.2.3 Herken kansen die zich door middel van cultuur voor kunnen doen
WE5.2.4 In staat zijn om te gaan met stereotyperingen en normen voor het kunnen behalen van eigen doelstellingen
Het toekomstig (werkzaam) leven van je dochter
Proces:
Duur: 45 minuten
Duur: 30 minuten
Pauze
Annexen:
Video en ander ondersteunend materiaal:
Duur: 1 uur 30 minuten
Leeropbrengsten:
WE5.2.1 Beschrijf de manieren waarop een persoon actief kan zijn
WE5.2.3 Herken kansen die zich door middel van cultuur voor kunnen doen
WE5.2.4 In staat zijn om te gaan met stereotyperingen en normen voor het kunnen behalen van eigen doelstellingen
Eigen toekomstig (werkzaam) leven
Proces:
Duur: 45 minuten
De trainer sluit de workshop af met een korte feedback ronde onder deelnemers over de oefeningen en de opbrengsten.
De bijeenkomst wordt afgesloten met een korte aankondiging van de volgende workshop: een werkbezoek aan bedrijf of instelling en voorbereiden van vragen.
Annexes:
Video en ander ondersteunend materiaal: