Inzicht in de cultuur van het gastland (Code: CAL3WA3W6)

IO4. Cultureel bewustzijn en expressie

Werkgebied 3

Workshop 6: Inzicht in de cultuur van het gastland

1. Algemene informatie

Naam van de kern competentie:
Invloed van mediawijsheid in het dagelijks leven

Naam van de workshop:

Mediawijsheid, is het belangrijk?

Belangrijkste leeropbrengsten:

3.1.1. Beschrijf de overeenkomsten van de cultuur van het gastland met de cultuur van uw thuisland

3.1.2 Beschrijf de verschillen van de cultuur van het gastland met de cultuur van uw thuisland

3.1.3. Voorbeelden geven van de overeenkomsten en verschillen van het culturele erfgoed van het gastland en het thuisland

3.1.4. Vergelijk de tradities van de twee landen en geef aan aan welke tradities u zou willen deelnemen.

Werkgebieden:

WA3: Cultuur van het thuisland versus de cultuur van het gastland

Duur:

4 uur

AC instapniveau

3

Klassikale activiteit

Outward bound activiteit

E-learning activiteit

Trainingsmateriaal:

Internet verbinding

Beamer en PC

White board

Papier, pennen, Post-Its etc

Extra ruimtes

Andere zaken:

Extra aandacht voor:

Betrokkenheid derden:

Speciaal arrangement nodig:

Voorbereiding door deelnemers nodig:

Anders:

Annexen

2. Didactische methodologie

Deel van de workshop:

Gebruikte didactische methodes:

Korte omschrijving ervan:

1st deel

2nd deel

3rd deel

1. Gespreid leren

Te leren kennisinhoud wordt in 3 blokken herhaald aangeboden. Tussen deze blokken is een 10 minuten onderbreking waarin een geheel andere, vaak fysieke opdracht wordt uitgevoerd door de deelnemers.

2. Cross Over learning

Leren in informele settings, zoals in een museum of in naschoolse activiteit, slaat een brug tussen lesinhoud en datgene wat deelnemers in het dagelijks leven bezig houdt.

3. Leren door argumentatie

Argumentatie als middel om aandacht te geven aan contrasterende ideeën, en te leren van elkaar door middel van het houden van een zinvol discours.

4. Incidenteel leren

Incidenteel, niet-intentioneel of ongepland leren. Zo gebeurt eigenlijk veel van ons leren. Het gebeurt in nieuwe situaties of wanneer wij iets doen. Het gebeurt zonder leerkracht.

5. Context based leren

De betekenis en relevantie van nieuwe informatie leren kennen door deze te interpreteren in de context waarin deze naar voren komt en te verbinden met wat we al weten.

6. Computational thinking

Het logisch benaderen van problemen en deze oplossen met digitale en non-digitale middelen. Deze vorm van leren (problem-solving) bestaat uit 4 elementen: grote problemen in deel problemen opdelen (decomposition), patronen herkennen door te kijken naar de oplossing van soortgelijke problemen uit het verleden; abstraheren door hoofd- en bijzaken te scheiden; logische stappen ontdekken om het dit soort problemen op te lossen (algoritme ontwikkelen) en deze stappen vervolgens verfijnen (debugging).

7. Learning by doing

Een praktische vorm van leren waarbij de deelnemers door interactie met hun omgeving kennis en vaardigheden aanleren.

8. Embodied Learning

Lesstof wordt hierbij niet alleen via het hoofd maar ook via het lichaam eigen gemaakt. De bewustwording van hoe het eigen lichaam reageert op bepaalde situaties ondersteunt het leerproces.

9. Adaptive Teaching

Deelnemersgegevens van huidige en eerdere leerervaringen worden gebruikt om voor de deelnemer een persoonlijke leerroute te ontwikkelen gebruiken. Denk aan gegevens zoals de tijd besteedt aan bepaalde stof, toetsresultaten etc.
Adaptive teaching kan gebruikt worden voor klassikale activiteiten maar bijvoorbeeld ook online, waarbij deelnemers zelf de controle hebben over hun studievoortgang.

10. Analytics of Emotions

Doordat te reageren op de emoties, het karakter en mentaliteit van de deelnemers, vergroot de leerkracht de responsiviteit van het lesgeven.

3. Type gebruikte trainingsactiviteiten

Type activiteit
Deel van de workshop

1st deel

2nd deel

3rd deel

1. Vraag-Antwoord sessie

2. Case studies

3. Discussie in kleine groepen

4. Actief samenvatten

5. Demonstraties

6. Real world learning / real life scenario

7. Stage

8. Storyboard teaching

9. Buitenactiviteit

10. Probleemgestuurde leeractiviteit  / problem solving

11. Samen voorbereiden

12. Discussie-vragen / groepsdiscussie

13. Groepsactiviteit

14. Story telling

15. Mind-map maken

16. Brainstormen

17. Instructie video

18. Rollenspel

19. Self-assessment

20. (Mentor) work shadowing

21. Instructie

22. Iets organiseren

23. Online training

24. Leergame

25. Reflectie

26. Coaching

4. Organisatie van de workshop

Duur: 1 uur en 30 min

 

Leerresultaten:

3.1.1.   Beschrijf de overeenkomsten van de cultuur van het gastland met de cultuur van uw thuisland.

3.1.2    Beschrijf de verschillen in de cultuur van het gastland met  de cultuur van uw thuisland.

 

Proces

  • De trainer zal enkele spreekwoorden presenteren en de deelnemers vragen om het overeenkomende spreekwoord uit hun land te vertellen. Hij /Zij zal een voorbeeld geven aan het begin van de oefening.
  • De trainer zal de klas verdelen in 3 groepen (hij / zij zal proberen om groepen te maken van deelnemers met verschillende culturele achtergrond).
  • De trainer geeft iedere groep een groot vel papier en markeerstiften.
  • De deelnemers maken twee kolommen op het blad met het label: a) Culturele overeenkomsten en b) culturele verschillen.
  • De trainer zal de deelnemers vragen om als groep met elkaar te discussiëren en overeenkomsten en verschillen te vinden tussen hun culturen die verwijzen naar de lijst in annex 1.
  • Deelnemers vullen dan het papieren blad in en presenteren het een voor een in de klas, waardoor een grote groepsdiscussie ontstaat.

 

Annexen:

Annex 1

 

Video en ander ondersteunend materiaal:

Duur: 1 uur en 30 min

 

Leerresultaten:

  • Voorbeelden geven van de overeenkomsten en verschillen van het culturele erfgoed van het gastland en het thuisland.

 

Proces

  • De trainer zal de deelnemers vragen om de video “Cross Cultural Etiquette – Mr. Baseball” (link A) te bekijken.
  • De trainer vraagt de deelnemers welke verschillen ze kunnen identificeren tussen de twee culturen van de hoofdpersonen. Kunnen ze overeenkomsten zien tussen de twee culturen? Zien ze overeenkomsten en verschillen met hun eigen cultuur? De trainer zal de deelnemers vragen om voorbeelden te geven
  • De trainer geeft alle deelnemers het A3-werkblad (bijlage 2).
  • De deelnemers moeten 3 voorbeelden schrijven van de overeenkomsten en verschillen tussen cultureel erfgoed van hun thuisland en hun gastland voor elk van de onderstaande categorieën:
    • Tastbare cultuur (zoals gebouwen, monumenten, landschappen, boeken, kunstwerken en artefacten)
    • Immateriële cultuur (zoals folklore, tradities, taal en kennis)
    • Natuurlijk erfgoed (inclusief cultureel belangrijke landschappen en biodiversiteit)

 

 

Annexen:

Annex 2

 

Video en ander ondersteunend materiaal:

A. https://www.youtube.com/watch?v=bdeFdFEbuqk

Duur: 1 uur en 30 min

 

Leerresultaten:

3.1.4 Vergelijk de tradities van de twee landen en geef aan aan welke traditie u zou willen deelnemen.

 

Proces

 

  • De trainer zal een discussie starten tussen deelnemers die verwijzen naar tradities over de hele wereld. Wat bedoelen we met de term traditie? Wat zijn voorbeelden van culturele tradities? Waarom is traditie belangrijk? Hoe beïnvloedt traditie de cultuur?
  • De trainer zal de deelnemers vragen om de video “Celebrations around the World” (link A) te bekijken.
  • De trainer zal de deelnemers vragen om de culturele, ecologische, sociale of andere factoren te identificeren die elk van de in de video voorkomende traditie zouden kunnen hebben beïnvloed. Hoe nemen deze deelnemers de verschillende elementen van deze tradities waar?
  • De trainer zal de deelnemers vragen om bepaalde tradities op te schrijven waaraan zij zowel in hun gastland als in hun thuisland willen deelnemen. Welke tradities vinden ze echt leuk en waaraan willen ze deelnemen  en bij  welke tradities voelen ze zich ongemakkelijk.  
  • Voorafgaand aan deze activiteit zal de trainer de deelnemers uitleggen dat de oefening individueel zal worden gedaan en hun antwoorden anoniem zullen zijn. Dit is essentieel voor de resultaten van de oefening aangezien vele deelnemers terughoudend zullen zijn om te zeggen dat zij aan een traditie willen deelnemen die niet pas bij hun cultuur (bijvoorbeeld de viering van Kerstmis voor moslims).
  • Wanneer alle antwoorden van alle deelnemers zijn verzameld, zal de trainer een aantal van de antwoorden bespreken met de klas, terwijl hij probeert de motieven van de deelnemers bij hun antwoord te benadrukken.
  • De resultaten van de oefening zullen worden gepresenteerd op een flipchart en aan de deelnemers zal worden gevraagd om te bespreken waarom / hoe hun behoeften om hun gewoonten en tradities te behouden worden geïntegreerd in het gastland. Of dat deelname aan nieuwe tradities etc.hun antwoorden hebben beïnvloed.

Annexes:

 

Video en ander ondersteunend materiaal:

A. https://www.youtube.com/watch?v=3-uh_HSM2xI